#eenbeetjeonschuldig

27
mei
2019

Je bent onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Het is één van de belangrijkste principes van ons strafrecht. De gedachte hierachter is dat het niet de bedoeling is dat de Staat je het leven zuur maakt terwijl je wordt verdacht. Je moet kunnen blijven functioneren als een normale burger omdat je, net als iedereen, onschuldig bent. Maar is dat in de praktijk eigenlijk wel zo?

Als je alleen kijkt naar het strafrechtelijk systeem dan zit het vrij goed met die ‘onschuldspresumptie’, maar als verdachte heb je met veel meer te maken dan alleen het openbaar ministerie en de rechter. Want, stel je wordt verdacht, kan je dan nog wel gewoon aan het werk? Dat valt tegen.

Jaren geleden stond ik een jongen bij, ik zal hem Willem noemen, die werd beschuldigd van verduistering in dienstverband. Simpel gezegd was de verdenking dat hij het geld dat hij van klanten kreeg in zijn eigen zak had gestoken in plaats van in de kassa. Zijn werkgever had zo zijn twijfels en had een recherchebureau ingeschakeld om onderzoek te doen. Het bureau wees mijn cliënt aan als de dader en zijn werkgever deed aangifte. De zaak kwam zo aan het rollen en Willem moest voor verhoor naar de politie. Het was nog in de tijd dat advocaten officieel niet bij het verhoor mochten zitten maar na goed overleg met de politie mocht ik toch aanwezig zijn. Na dat verhoor zei de politie nog tegen mij: “dit zijn hele makkelijke zaken, al het onderzoek is al gedaan, kat in het bakkie.” Nou, dat hebben ze geweten.

Het duurde enkele maanden voordat Willem moest voorkomen bij de politierechter en dat ging hem niet in de koude kleren zitten. Hij had geen strafblad, was erg ambitieus en werkte keihard voor zijn opleiding. Natuurlijk probeer je een verdenking over jezelf geheim te houden maar dat lukt lang niet altijd. Ook hier ging dat niet. Door de schaamte over de verdenking stortte het persoonlijke leven van Willem zo goed als in elkaar.

Op de dag van de zitting verschijnt Willem in een pak waar menig advocaat een puntje aan kan zuigen. Ondanks dat Willem eruit ziet alsof hij de wereld aankan, hoor ik zijn stem breken als de rechter hem vraagt of hij het feit heeft gepleegd. Op emotionele wijze vertelt hij de rechter dat hij dit echt niet heeft gedaan en dat hij zich erin geluisd voelt.  Namens Willem verzoek ik het openbaar ministerie meer onderzoek te doen want het dossier is verre van compleet. Ik bracht naar voren dat het recherchebureau wel heel erg eenzijdig onderzoek had gedaan. Zowel het OM als de rechter waren het roerend met mij eens en de zaak werd voor nader onderzoek aangehouden.

In de tijd dat de zaak stil ligt, probeert mijn cliënt zijn normale leven weer op te pakken en wil gaan werken. Hij vindt een mooie baan, maar hij heeft een verklaring omtrent gedrag, een VOG, nodig. Dat is waar het mis gaat. Tot zijn schrik wordt de VOG afgewezen. De Dienst Justis is de instantie die hier namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over gaat. In hun beslissing schrijven ze op dat ze van mening zijn dat, ondanks dat Willem geen strafblad heeft en niet is veroordeeld, hij toch een “onaanvaardbaar risico” vormt voor werkgevers. Ik ga samen met cliënt nog in bezwaar maar dat mag niet baten. De uitspraken van de hoogste rechter die hier over gaat, de Raad van State, zijn kraakhelder. Een enkele verdenking is voldoende voor de Dienst Justis om een VOG te weigeren. Waarom? Omdat dit geen strafrecht is, maar bestuursrecht en dan geldt de onschuldspresumptie niet! Daar sta je dan met je goede bedoelingen en je onschuldspresumptie. Volstrekt kansloos. Willem moet het feitelijk maar uitzoeken tot de uitspraak komt.

Niet minder dan 3 (!) jaar na het eerste contact van Willem met de politie komt de uitspraak. Uiteindelijk heeft het openbaar ministerie niet het onderzoek gedaan dat de rechtbank had bevolen. Dat kostte namelijk teveel tijd en geld volgens het OM. Waarom het 3 jaar duurde om daar achter te komen is mij nooit duidelijk geworden. De uitspraak van de rechter was wel duidelijk: vrijspraak.

Elke vrijspraak is een professionele overwinning voor een advocaat maar ik hield een wrang gevoel over aan deze zaak. Ja, Willem was vrijgesproken maar hij is wel 3 jaar van zijn werkzame leven kwijtgeraakt omdat wij als maatschappij zeggen: ja, je bent dan wel verdachte en onschuldig, maar je bent toch een risico. Dus het recht dat we je met de rechterhand geven, pakken we met de linkerhand af. Ik vind dat onbegrijpelijk.

Ik heb nog altijd contact met Willem. Ondanks de oneerlijkheid die hij heeft moeten ervaren heeft hij zich herpakt en heeft hij nu een fantastische baan. Ik vind dat ongelofelijk knap.

Eind goed, al goed. Maar niet omdat ons systeem nou zo goed werkt. Er is nog veel werk te doen om het eerlijker te maken.

Michaël Glas